Datagedreven bezigheidstherapie
“Datagedreven werken heeft ons lamgelegd. We zijn vooral heel goed geworden in constateren, in plaats van reageren”.
Dat zei iemand laatst tegen ons. Dit raakt precies de kern van waar het vaak misgaat.
De intentie klopt meestal wél. Beter willen sturen, objectiever beslissen, minder afhankelijk zijn van aannames. En dus komt er een dashboard. KPI’s. Rapportages.
Maar dan de praktijk...
)
Datagedreven werken faalt zelden door een gebrek aan data. Het faalt omdat:
beslissingen allang (politiek) gemaakt zijn
mensen de data niet goed begrijpen
organisaties vaak meten wat beschikbaar is, niet wat nodig is
mensen verschuilen zich achter de cijfers, in plaats van het probleem echt proberen te begrijpen
En daarmee strandt datagedreven werken vaak ergens halverwege de implementatie.
Zonde! Daarom, voordat je ook maar iets meet, bepaal dit eerst:
Wanneer doen we het goed?
Wat doen we als de cijfers afwijken?
Pas daarna begin je met het verzamelen, bouwen en rapporteren. Het lijkt simpel, maar veel organisaties slaan stap 1 en 2 over, en duiken direct de data in. Zonder duidelijke richting wordt ‘datagedreven werken’ vooral een dure bezigheidstherapie. Data is pas waardevol als het leidt tot weloverwogen keuzes. Inzicht zonder actie is tijdverspilling. Dus als je het doet, doe het dan goed.
Pro-tip: koppel je stuurgetallen aan een balanceermetric (bijv. productiviteit & medewerkerstevredenheid) om perverse prikkels te voorkomen.